In de bovenbouw zijn kinderen meer gericht op elkaar. Wij verwachten van hen een hoge mate van zelfstandigheid en steeds meer eigen verantwoordelijkheid voor hun eigen leerproces. Het is belangrijk dat kinderen zelf keuzes kunnen maken en de gevolgen ervan gaan overzien. Uiteindelijk komen deze vaardigheden hen goed van pas in het voortgezet onderwijs.
De kinderen werken steeds minder met concrete materialen, omdat het meer in staat is tot abstractie, inoefenen en training van de leerstof.
De kinderen krijgen les in alle basisvakken, ze maken werkstukken, houden spreekbeurten en werken met de computer. De kinderen krijgen een jaarboekje. Daarin staat de leerstof voor één schooljaar vermeld. De leerstof wordt door de leerling in overleg met de leerkracht ingepland. Als de planning is verstreken, evalueert de leerkracht met het kind de afgelopen planningsperiode. De volgende planning wordt hierop afgestemd.
Groepslessen worden meestal gegeven aan kleine groepen van een vergelijkbaar niveau. De verwerking van wat in de groepslessen aan de orde is gekomen, kan individueel of in kleine groepjes plaatsvinden. Dit is ook afhankelijk van het soort verwerkingsopdracht. Net als in de middenbouw wordt de instructie door de leerkracht afgestemd op wat het kind nodig heeft. Ook is er materiaal aanwezig voor kinderen die juist meer of juist minder aankunnen.